L’hietraot, Jozias!

Een open brief aan de aftredende burgemeester.

Het was een koude nacht in december, met ruim 1000 mensen stonden wij op het Carnegieplein om Chanoeka, het joodse inwijdingsfeest, te vieren. De sfeer was aanstekelijk, met de grote lampen van de Menora (en een heet kopje soep) was de kou snel vergeten. Met ambtsketen en al voegde u zich bij het publiek, u sprak warme woorden en begroette iedereen zeer vriendelijk. Zo vanzelfsprekend als het was moest ik terugdenken aan een gesprek, dat wij enige jaren geleden met elkaar gevoerd hebben.

‘Laïcité’ – een seculiere staat

Het kwam ter sprake dat u als burgemeester vaak te zien bent bij herdenkingsplechtigheden. Dat u bewust bent van hoe integraal de geschiedenis van Joods Den Haag deel uitmaakt van de geschiedenis van de stad. Dat u dit, waar mogelijk, benadrukt en onder de aandacht brengt. Desondanks, was u niet gesignaleerd bij een sjoeldienst of andere joodse vieringen. Waar lag dat aan?
“Ik ben geen tegenstander van religie” legde u uit, “maar een grote aanhanger van de ‘Laïcité’ – de Franse opvatting van een seculiere staat, waar religie en regering gescheiden moeten zijn.” Ik geef toe, ik kon uw houding wel respecteren, maar niet echt waarderen. Ik zei ook in mijn reactie dat door mijn Amerikaanse achtergrond the Bill of Rights mij meer aanspreekt dan de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen. Ik wees op een kleine nuance in de terminologie; terwijl de Fransen spreken van ‘Liberté de Religion’ wat vertaald kan worden als vrijheid van geloof, spreken de Amerikanen van ‘Freedom of Religion’ – vrijheid om religie te beleven.
Ik weet niet in hoever u mijn reactie kon waarderen, maar feit is dat uw band met de Joodse gemeenschap in Den Haag steeds warmer en uitgebreider werd. Dat kwam tot uiting op die Chanoeka-avond in december toen vertegenwoordigers van de Joodse organisaties in Den Haag (NIG, LJG, Mr Visserhuis en CIDI) u vereerd hebben met een inschrijving in het Gouden Boek van het JNF.

Ik heb er verder over nagedacht.
Hoe komt het dat juist in de VS, wiens grondwet de oudste wetgeving bevat waarbij de regering religieuze activiteiten uitsluit, speelt religie een zeer dominante rol in de samenleving. Tegelijkertijd geven verschillende Europese democratieën (inclusief Nederland) religie een officiële plek in hun overheid (Denk bijvoorbeeld aan de aanhef van ieder Koninklijk Besluit; Bij gratie G-ds) maar dat staat niet de secularisering van de samenleving in de weg.

The rights of man

Het staat buiten kijf dat de Founding Fathers, ondanks de First Amendment, G-d’s aanwezigheid niet onder het tapijt wilden schuiven. Anders hadden ze nooit toegestaan dat de woorden ‘In G-d We Trust’ op elke munt en bankbiljet staat, of dat iedere zitting van het Congres met een gebed begint.
De tegenstelling tussen de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen enerzijds en de Bill of Rights anderzijds, ligt onder andere in het feit dat de Déclaration de burger rechten onder bepaalde voorwaarden gunt, terwijl de Bill of Rights de overheid juist beperkingen oplegt om zich te bemoeien met rechten die de burger van nature heeft. Van nature? Hoe zo? President Kennedy heeft het als volgt geformuleerd:

“the rights of man come not from the generosity of the state but from the hand of G-d.”

Dit verschil van opvatting komt ook tot uiting in de wijze waarop deze rechten geïmplementeerd worden. Iedereen is het eens dat een vermenging van religie en politiek, zeer gevaarlijk kan zijn. De verleiding naar machtsmisbruik is groot. De positie van minderheden wordt onmogelijk gemaakt. Voor deze en andere redenen is een basisvoorwaarde van een vrije samenleving, dat de overheid nooit een bepaalde levensbeschouwing bij individuen mag opleggen.
Maar een overheid mag wel, sterker nog – het is een taak van de overheid -, zorgen dat burgers in staat zijn om zich volkomen te kunnen ontplooien, zowel in materiële als spirituele zin. Als van mensen verlangt wordt om een wezenlijke deel van hun beleving te onderdrukken, dan worden ze belemmert in hun ontplooiing.

Twee soorten morele codes

Michael Walzer, politicoloog en filosoof, professor aan Princeton University, schrijft over twee soorten morele codes. De dunne en de dikke. De dunne, bestaat uit beperkte procedureregels, en heeft vooral betrekking op hoe we omgaan met vreemden. De dikke morele code is hoe we ons verhouden tot vrienden en onze directe gemeenschap. De dunne morele code kan toegepast worden in internationale betrekkingen. De grote verklaringen van de rechten van de mens, bijvoorbeeld, zijn geschreven met deze code in gedachte: zeer abstract en makkelijk te interpreteren. Een dikke moraal zijn de dingen die men thuis leert, dingen die men als gemeenschap deelt. Dingen die ons een praktische handvat geven, ons in staat stellen om de moraal daadwerkelijk toe te passen in het dagelijkse leven. De dunne moralen, zegt Michael Waltzer, is voor de buitenwereld, daar moet iedereens het over eens zijn om conflicten te vermijden. Maar het is nooit genoeg om de textuur van het dagelijks leven te vormen. De dikke moraal, en dat moet iedereen zelf invullen, zijn de bakstenen waarmee het morele leven gebouwd kan worden.
Ik denk dat de Founding Fathers, die zich niet allemaal als religieus omschreven, laat staan aanhangers waren van hetzelfde geloof, dit onderscheid van ‘de dikke en de dunne’ aanhielden. De overheid moet niet in de schoenen van ouders treden om de moraal-leraar van hun kinderen te worden. De dikke morele code vullen mensen zelf in. Maar de overheid moet wel een omgeving creëren waar de acceptatie van de dunne code vanzelfsprekend is en individuen worden gestimuleerd om een morele leven voor zich te bouwen.

Deze brief is misschien dikker geworden dan ik oorspronkelijk in gedachte had… Ik wil alleen afsluiten met de wens dat uw afscheid van het (kleurrijke) ijspaleis, u meer vrijheid zal geven om u in te zetten voor die waarden die u koestert.
Het ga u goed. En als burger staat uw bewondering voor ‘Laïcité’ u niet meer in de weg.
Onze deur staat altijd voor u open! Vandaar de aanhef van deze brief, L’hitraot = tot ziens!

Rabbijn Shmuel Katzman

NIG Den Haag
www.joodsdenhaag.nl

Welkom mevrouw de Burgemeester!
Samen met alle inwoners van Den Haag heten wij mevrouw Pauline Krikke van harte welkom in de Hofstad! Mazzel Tov met de voordracht! Wij kijken er naar uit naar een fantastische tijd voor onze stad onder leiding van de nieuwe burgervader …. hoe moeten wij dat eigenlijk zeggen?
In de achterliggende dagen waren veel van de reacties gefocust op het feit dat de nieuwe burgemeester een vrouw is. U denkt misschien bij zichzelf: “Laten wij zien hoe een [orthodoxe] rabbijn hier een goede draai aan kan geven?”
Daarom kies ik ervoor om niet mijn eigen woorden te gebruiken, dan kunt u mij verdenken van opportunisme. Ik zal slecht commentatoren uit de [donkere] middeleeuwen citeren die hun licht werpen op de Parasja van deze week….. per slot van rekening is de Parasja onze gids voor alles dat zich in de betreffende week afspeelt.
Nadat de Tora verteld over de wonderlijke trek door de zee lezen wij hoe Mosje en Mirjam, respectievelijk, het volk leiden in het zingen van de lof van de E-euwige.  Een oppervlakkige lezing zal misschien de vooroordeel bevestigen dat vrouwen achtergesteld worden. De vrouwen komen pas als laatste aan het woord, de Tora wijdt slechts twee zinnen aan de vrouwelijke lied terwijl de mannen  zeventien krijgen… ik kan zo doorgaan. Maar zoals gezegd zal ik een commentaar van Rasji citeren, ik benadruk alleen dat Rasji leefde lang voor de ‘politiek correcte’ tijdperk en voelde zeker geen druk van zijn publiek om een vrouwvriendelijke draai te geven aan een oude tekst.
Eerst de Tora tekst.
“Mirjam de profetes, de zus van Aharon, nam de tamboerijn in haar hand. Alle vrouwen gingen haar achterna met tamboerijnen en rijdansen.”
“Zie je wel!” roept u misschien. “Zelfs wanneer de Tora Mirjam introduceert, is het slechts ‘de zus van’!”  Dat valt Rasji ook op. Sterker nog, Mirjam had twee broers, Aharon en Mosje. Als je een van haar broers gaat noemen, ligt het niet voor de hand om Mosje te noemen?! Waarom kiest de Tora om Aharon te noemen? En waarom in combinatie met de titel ‘profetes’? Mirjam wordt vaak in de Tora genoemd, zelden met de titel profetes. Waarom hier wel?
Rasji’s verklaring: Wanneer heeft Mirjam geprofeteerd? Toen zij nog slechts de zus van Aharon was, voordat Mosje geboren werd. Iedereen was terneergeslagen, Parao had net zijn ergste decreet uitgebracht en alle jongetjes moesten in de rivier verdronken worden. Men wilde geen kinderen meer krijgen. Mirjam was degene die opstond en zei; wij mogen onze toekomst niet opgeven! Zij voorspelde dat haar moeder een baby zou krijgen en onder zijn leiding een nieuwe tijdperk zou aanbreken! Dat verklaart ook hoe het komt dat de vrouwen beter voorbereid waren om te zingen. De vrouwen hadden immers muziekinstrumenten mee, de mannen niet. Omdat onder leiding van Mirjam wisten de vrouwen dat ondanks de vreselijke ellende van de slavernij, zij de toekomst voor ogen moesten houden en voorbereid moesten zijn om te kunnen zingen!
Tot dusver Rasji’s verklaring. De weinig woorden over Mirjam vertellen ons de grote impact van haar leiderschap. Hoe Mosje, zonder haar inspiratie, niet eens geboren zou zijn. Hoe zij haar visie tastbaar wist te maken, dat haar lotgenoten muziekinstrumenten in hun handbagage mee namen.
Wie ben ik om Bijbelse rollen toe te kennen naar deze of gene… Ik kan alleen zeggen dat de vrouwelijke rol in leiderschap is diep verankerd in de Joodse traditie. Het is duidelijk anders dan die van een man, maar zeker niet minder! Daar kunnen wij wat mee in Den Haag!