Bijbelse Balken?

Een internet bericht (timesofisrael.com) over verwaarloosde houten balken die een fascinerend historisch record van het oude Jeruzalem kunnen bieden, bracht de volgende uitspraak bij mij op: “Als bomen konden spreken…” of anders geformuleerd: “als de balken konden babbelen…”  Zouden ze hebben kunnen spreken, wat zouden ze dan hebben verteld?

Het gaat om balken die afkomstig zijn van de Tempelberg en die zich nu deels in het Rockefeller Museum bevinden, deels nog op de Tempelberg; een derde deel bevindt zich in een bergruimte in het plaatsje Ofra.

Volgens deskundigen zouden de moslim bouwers, die de moskeeën op de Tempelberg in de zevende eeuw van de gebruikelijke jaartelling hebben geconstrueerd, hout dat eerder gebruikt was in oudere structuren, hebben hergebruikt. Een gangbare praktijk in de oude wereld. Door het analyseren va n de jaarringen en met behulp van een nieuwe methode om de leeftijd van hout te kunnen bepalen, zijn archeologen er achter gekomen dat sommige van die balken zijn gebruikt in de Byzantijnse tijd, of zelfs in het Romeinse tijdperk. Zou het kunnen zijn dat die balken deel hebben uitgemaakt van de Tempel zelf?

Het is natuurlijk verheugend om zo’n bericht te lezen. Iets tastbaars van de Tempel is niet niets! Maar de cynicus in mij zegt: het is allemaal sensatie; schenk er geen aandacht aan. Mijn twijfel werd sterker toen ik dacht aan wat Rambam [Hilchot beet Habechira 1;8-9] over de bouw van Tempel schrijft.

Bij het bouwen van Tempel en Binnenhof, wordt uitsluitend gebruik gemaakt van natuurstenen. Wanneer natuursteen niet beschikbaar is, mogen bakstenen gebruikt worden …Er mag niet gebouwd worden met uitpuilend hout. Alleen steen, baksteen of cement. Zo werden geen houten kamers gebouwd op de binnenplaats. Integendeel, [ze werden gebouwd] van steen of van baksteen.

Wij weten dat de vroegere heidenen bomen hebben vereerd. De Tora waarschuwt herhaaldelijk tegen dit gebruik. In het bijzonder schrijft de Tora [Dewarim 16;21] “U mag naast het altaar dat u voor de Eeuwige, uw G-d, gaat bouwen geen Asjera-paal of wat voor gewijde paal dan ook plaatsen” Op grond hiervan hebben onze geleerden vastgesteld dat er in het hele complex rondom het altaar geen hout gebruikt mag worden. Dus, houtenbalken van de Tempel… lijkt niet erg waarschijnlijk.

Maar eerst het verhaal afmaken.

In de dertiger jaren van de vorige eeuw werd de Tempelberg getroffen door een aantal aardbevingen. Tijdens de renovatie van de moskeeën die hierop volgde, hebben Britse wetenschappers een aantal van de balken meegenomen naar het Rockefeller Museum voor onderzoek. In de zestiger jaren werd er weer gerenoveerd, nu waren er geen Britten meer bij en het oud-hout werd voor hergebruik te koop aangeboden.

In het plaatsje Ofra waren ze op zoek naar bedden voor een internaat dat ze aan het oprichten waren. Zo kwamen ze in contact met een Armeense houthandelaar, Mussa Baziyan. Toen een van de inwoners van Ofra, Ze’ev Ehrlich, het magazijn van Baziyan binnenliep, vielen zijn ogen op die grote balken. Kort daarvoor had Ehrlich een lezing bij van dr. N. Liphschitz bijgewoond, een onderzoekster verbonden aan de Tel Aviv Universety. Die lezing ging over een onderzoek dat zij verricht had ten aanzien van de leeftijd van balken in het Rockefeller Museum. Dr. Liphschitz vertelde dat één van de cipresbalken 2600 jaar oud bleek te zijn. Dat betekent dat de boom ongeveer 50 jaar vóór de verwoesting van de Eerste Tempel was gekapt. Een van de eikenbalken was nog ouder; 2860 jaar! Met andere woorden, aan het begin van de Eerste Tempel periode. “Zouden die balken, hier in het magazijn, ook van de Tempelberg afkomstig zijn?” vroeg Ze’ev zich af.

Baziyan bevestigde dat hij de balken van Waqf gekocht had. Voor de inwoners van Ofra was de volgende stap duidelijk: al die balken kopen en goed bewaren. Enkele van die balken worden door het Weizman Institute onderzocht.

In een recente artikel dat in Biblical Archaeology Review verscheen, vertelt de Israëlische archeoloog Peretz Reuven over een derde bundel, die zich momenteel nog steeds op de Tempelberg zich bevindt. Oneerbiedig opgestapeld naast de Golden Gate. Één specifieke balk werd gecatalogiseerd door Britse Mandaat ambtenaren in de jaren 1930 als nummer 13. Beam 13 heeft niet alleen decoraties in Romeinse stijl, maar ook tekenen van kolommen met tussenruimten van 10,8 meter. “Er was een gelijkaardige interval tussen de kolommen in Herodes’ Koninklijke Stoa, een prachtige basiliek die aan de zuidkant van de Tempelberg stond,” merkt Reuven op.

Voor Reuven staat het vast dat die balken deel hebben gemaakt van het Tempelcomplex van Herodes. Hij gaat zelfs verder met zijn vermoeden. “Sommige van de balken kunnen zelfs uit de Tempel van Sjlomo stammen.”

Met betrekking tot de eerste stelling wil ik hem zonder meer gelijk geven. Ondanks de eerder uitgesproken twijfel op grond van de voorschriften van Maimonides. De oplettende lezer zal gemerkt hebben dat wanneer Rambam het verbod om hout te gebruiken vastlegt, beperkt die het verbod naar alleen Tempel en Binnenhof. De zogenaamde Koninklijke Staal valt hier niet onder. In dit opzichte is er geen Halachische reden om te twijfelen aan de archeologische bevindingen.

Voor wat betreft zijn vermoeden dat er balken zijn die van de Tempelcomplex zelf afkomstig zijn… Moeten wij nog eerst een stukje lernen.

De Chasidische Meesters wijzen ons op een merkwaardige curiositeit. In wezen was de bouw van de Tempel een voortzetting van de Tabernakel dat door Mosje werd gebouwd.  Hoe komt het, vragen zij, dat ondanks dat de Tora het ontwerp van de Tabernakel tot in de kleinste detail omschrijft, het ontwerp van de Tempel zo enorm van afweek? Met name als het gaat om het gebouw zelf. Het interieur bleef -in grote lijnen- ongewijzigd, maar de constructies zijn niet te vergelijken.

Neem bij voorbeeld de bouwmateriaal. De Tabernakel werd samengesteld met een breed scala aan materialen, van goud en zilver tot cederhout en dierhuid. De Tempel daarentegen, zoals aangegeven in de eerder geciteerde tekst van Rambam, werd uitsluitend met natuursteen en cement gebouwd.

De simpele uitleg is dat de Tabernakel moest zo gemaakt worden dat het makkelijk verplaatst kon worden, de Tempel was permanent.

Er ligt ook een mystieke achtergrond voor dit fenomeen. De mystieke inzicht maakt het ook duidelijk hoe de Tabernakel niet alleen een noodoplossing was, maar feitelijk een voorbereiding en een noodzakelijk eerste stap is voor de Tempel.

G-d is niet woningzoekende. Wanneer G-d verzoekt het Joodse volk om een ‘heiligdom’ voor Hem te bouwen, geeft Hij als reden aan: “zodat Ik in hun midden zal wonnen.” Met andere woorden; de Tabernakel/Tempel diende om de kloof tussen het fysieke en het G-ddelijke te overbruggen. Om een woonoord voor Hem te maken, hier in het aardse realiteit. Het is niet alleen binnen de muren van de Tempel waar deze doeleinde nagestreefd moet worden. Ons hele wezen, waar dan ook ter wereld, dienen wij hiervoor inzetten. Het heiligdom, de Tabernakel/Tempel, is de prototype en model waarop wij alle andere pogingen om een woonoord voor Hem te maken, baseren.

Er zijn twee benaderingen denkbaar; (a) G-d daalt neer om Zich in het fysieke te manifesteren. Of (b) wij verfijnen en raffineren het fysieke zodanig, totdat het geschikt wordt om G-ddelijkheid in zich op te nemen.

Het geheel van de schepping is verdeeld in vier rijken of koninkrijken: domem, de stille of levenloze creaties; tzomeach, groeiende dingen, chai, de dierenwereld, en medaber, de spreker – mensen.

De Tabernakel volgde een duidelijke neerdalende procedure. De bovenste laag, het dak, was gemaakt van wol en dierenhuid. Producten van de dierenrijk. De muren bestonden uit planken van acaciahout. Een product  van de plantenrijk. Het waren slechts de voetstukken en eindelijk de grond die tot de stilstaand levenloze schepselen toebehoorden. Hier zien wij de eerste route (a) zich ontwikkelen, van hoger naar lager, een toenadering van boven.

De Tempel  werd alleen van steen domem, gemaakt. Hier was het zuiver de ondernemende mens die de het verste elementen transformeerde om ze geschikt te maken om G-ddelijkheit uit te stralen. Hier zien wij geen procedurele overgang, maar een totale transformatie; van levenloze stenen tot een heiligdom voor G-d. Een prestatie dat slechts door de mens gerealiseerd kan worden middels zijn dienst van de Schepper.

De keuze van verschillende materialen in de Tabernakel en Tempel respectievelijk, was niet alleen uit praktische overwegingen, maar juist inhoudelijk. In de Tabernakel werd de weg gewezen, in de Tempel werd het gerealiseerd. De Tabernakel was tijdelijk, de Tempel is permanent.

Is de conclusie dan dat er helemaal geen hout in de Tempel werd verwerkt? Neen.

Er is één bron waar over hout gesproken wordt. De Misjna [Midot 3;8] zegt dat tussen de muur van  het heiligdom (=Heichal) en de wand van de veranda (=Oelam) steunen van cederhout werden vastgesteld, opdat zij niet zouden uitpuilen! U ziet duidelijk dat het hout geen hoofdrol speelt. Ook in de tekst van Rambam wordt “uitpuilend hout” verboden, maar niet hout dat binnenin bewerkt wordt. De nadruk bij de Tempel was op steen, het hout was slechts voor steun en versteviging.

Dat komt goed overeen met de bevindingen van de archeologen. Hout dat blootstond aan de weerselementen van het gebied van de middellandse zee, zou nooit zolang kunnen ‘overleven’. Het is alleen mogelijk om te vermoeden dat die balken zo oud zijn, als men ervan uitgaat dat ze ingebouwd waren en ‘beschermd’ van de buiten klimaat.